Wil je meer differentiëren in je les? Direct van start met 10 handige tips!
Aansluiten bij de capaciteiten van leerlingen. Dat klinkt logisch. Geen leraar is er tegen. Toch blijft het een moeilijke vaardigheid. Dat merk ik ook uit de vele reacties die ik krijg op het boek ‘Differentiëren is te leren’. Docenten vinden het fijn dat het boek praktische tips en ideeën geeft. Een goede reden om mijn favoriete tips in dit blog met je te delen.
Om te beginnen: weinig docenten kunnen van vandaag op morgen differentiëren. Ik wil je vooral aanmoedigen om er mee te gaan spelen door je verschillende manieren te laten zien. Je zult merken dat het steeds makkelijker gaat, dat het helpt om leerlingen te motiveren en dat je op den duur meer tijd overhoudt. Deze tips helpen je om klein te beginnen.
1. Verdeel je klas in twee à drie subgroepen
Leerlingen verschillen onder andere in begripsniveau. Op basis van een toets en/of je eigen observaties kun je de leerlingen in twee à drie subgroepen indelen: een groep op het gemiddelde niveau, een groep die de basis nog niet beheerst en eventueel een groep die al boven het gewenste minimumniveau zit.
2. Differentieer in instructie en begeleiding
De groep op het gemiddelde begripsniveau kan na de instructie gelijk aan het werk. De groep die de basis nog niet beheerst, geef je extra instructie en meer tijd om het denkproces te activeren. De groep die al boven het gewenste minimumniveau zit, kun je al eerder loslaten. Zij gaan zelfstandig aan het werk.
Voor leerlingen werkt dit heel prettig. Veelzeggend is de reactie van leerlingen van docent Annemieke Mens: “Juf, het helpt als we samen de theorie lezen. Zo gaat het veel fijner.”
3. Differentieer op basis van leervoorkeuren
Ieder mens is anders en leert anders. Ook als docent heb je een leervoorkeur en jouw doceervoorkeurstijl sluit daar meestal bij aan. Maar die doceervoorkeur sluit niet altijd aan bij de leervoorkeuren van de leerlingen. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat leerlingen geen vaste leerstijl hebben, maar hun leervoorkeur kan wel verschillen.
Het heeft een positief effect als je leerlingen een keuze biedt in werkvormen. Zij kunnen vaak prima aangeven wat voor hen goed werkt. Zoals een leerling van Viviane van der Loo: “Juf, mag ik eerst een mindmap maken op de computer en dan alleen in zo’n hokje in de studieruimte werken aan mijn huiswerk? Dan kan ik me veel beter concentreren.”
4. Differentieer op basis van leertijd
Waarom zouden leerlingen die de lesstof al snappen dezelfde opdrachten moeten maken als leerlingen die moeite hebben met de stof? Laat daarom de eerste groep leerlingen bijvoorbeeld alleen de kernopdrachten maken, mits zij zich bewijzen bij de toets.
5. Maak extra uitdagende opdrachten zinvol
Leerlingen hebben vaak niet zoveel zin om een extra opdracht te maken. Richard Linschooten, docent op de Pantarijn, bedacht een slimme oplossing: hij zorgt dat de héle klas profiteert van de extra opdrachten. Als voorbeeld noemt hij vier leerlingen die de tekst uit een boek al snapten en daarom twee extra artikelen uit een Engelse krant moesten lezen. “Zij hebben voor de hele klas een Engelse nieuwspresentatie gegeven, waarbij iedereen vragen mocht stellen. Zo waren alle leerlingen op het juiste niveau bezig en werd iedereen uitgedaagd. Heel motiverend!”
6. Differentieer via het huiswerk (preteaching)
Ga je de volgende les een moeilijk onderwerp of een moeilijke tekst behandelen? Hier kun je in het huiswerk al rekening mee houden. Geef de leerlingen gerichte vragen, waarmee zij het onderwerp of de tekst thuis kunnen voorbereiden. Bespreek de huiswerkopdracht aan het begin van de les na en geef feedback. Door deze manier van differentiëren zorg je dat alle leerlingen bij het begin van de les een gelijker niveau hebben.
7. Breng niveaus in opdrachten aan en koppel deze aan je lesdoelen
De vragen die je aan leerlingen stelt en de opdrachten die je hen geeft, verschillen in moeilijkheidsniveau. De Taxonomie van Bloom en vergelijkbare indelingen als RTTI (reproductie, toepassing, inzicht) en OBIT (onthouden, begrijpen, integreren, toepassen) bieden handvatten om deze moeilijkheidsniveaus te onderscheiden. De Taxonomie van Bloom kent zes niveaus die oplopen in complexiteit. Je kunt deze niveaus koppelen aan je lesdoelen: groep 1 beheerst aan het einde van de les niveau 1 en 2; groep 2 niveaus 1 t/m 3 en groep 3 niveaus 1 t/m 4.
8. Durf te experimenteren
Voor de meeste vo-docenten is differentiëren iets nieuws. Zoals bij alle nieuwe dingen geldt ook hier: hoe meer meters je maakt, hoe beter het gaat. Docent Madeline Hansen zegt daarover: “Ik merk dat gedifferentieerd lesgeven langzaam maar zeker mijn stijl van lesgeven wordt. Het is een leuke manier van werken.”
9. Reflecteer samen met de leerlingen
Een reflectiemoment met de leerlingen kan waardevolle informatie opleveren. “De leerlingen geven aan dat ze het fijn vinden om gerichte aandacht te krijgen, dat motiveert hen” en “Leerlingen vinden het differentiëren verrijkend, mijn ‘oude’ manier van lesgeven vinden ze maar saai”, zeggen docenten die regelmatig dit soort reflectiemomenten inbouwen.
10. Begin klein
Het kost tijd om te ontdekken wat elke leerling nodig heeft en om geschikte lessen te ontwerpen en bij te stellen. Aarzel daarom niet om klein te starten, bijvoorbeeld in één klas en met één differentiatievorm (zie tips 1 t/m 7). Zo beperk je je voorbereidingstijd.
Je kunt ook overwegen om dit samen met collega’s op te pakken, zodat je materialen kunt uitwisselen. Wellicht is het zelfs mogelijk om professionaliseringstijd te besteden aan een materiaalontwikkelmiddag met collega’s.
Tot slot nog dit: differentiëren is vooral ‘organiseren’. Maak in de klas bespreekbaar waarom je differentieert, en hoe jij je leerlingen daar goede manieren voor aan wilt bieden die de les leuker maken. Het haalt veel vragen en onzekerheid weg en helpt je aan de verbondenheid en veiligheid die je graag voor je leerlingen wilt. Als je het prettiger vindt om buiten de les te oefenen, dan is een van de trainingen die ik geef misschien wel wat voor jou, ik geef de training ook aan teams.