Zo werkt het IGDI-model ook bij kleuters

Zo werkt het IGDI-model ook bij kleuters

Werk je met kleuters? Dan merk je vast dat het IGDI-model nogal eens ‘wringt’. Mijn advies is dan ook: gebruik dit directe instructiemodel in groep 1 en 2 alleen bij specifieke activiteiten. Met enkele eenvoudige aanpassingen kun je er uitstekend mee uit de voeten!

Op de meeste scholen is het IGDI-model gemeengoed. Om een doorgaande lijn te waarborgen, wordt het model vaak in alle groepen op eenzelfde manier gebruikt. Dat is jammer, want kleuters leren nou eenmaal anders dan oudere leerlingen. Daardoor zijn de gebruiksmogelijkheden van dit model in de kleutergroepen beperkter.

Hoe leren kleuters?

Kleuters leren vooral spelenderwijs. Juist daarom zijn interactie en een rijke leeromgeving zo belangrijk. De ontwikkelingspsychologie maakt duidelijk hoe kleuters leren:

  • manipulerend
    Vanuit een intense betrokkenheid willen kleuters zelf ontdekken. Dat levert inzicht en kennis op.
  • via rollenspel en vrij spel
    Tijdens het spel komen kleuters allerlei problemen tegen waar ze met andere kinderen over denken en praten.
  • door interactie en actief handelen in kleine groepen (in wisselende samenstellingen en situaties)

Leren door instructie

Hoewel spelend ontdekken en interactie heel belangrijk zijn, leren kleuters óók door de geplande korte instructie en stap voor stap voordoen, samendoen en nadoen. Door een stap voor stap instructie leert een kleuter bijvoorbeeld hoe letters klinken, hoe de volgorde van de telrij is of hoe een bepaalde situatie handig kan worden aangepakt. Juist bij dit soort geplande activiteiten is het IDGI-model effectief.

Zo werkt het IGDI-model ook bij kleuters

Het is belangrijk om het IDGI-model op een manier te gebruiken die bij kleuters past. De volgende tips helpen je op weg:

  • Benoem kort het activiteitendoel in kindertaal. (Ik weet…, ik kan…., ik leer….)
  • Bedenk op welk moment je het doel benoemt.
    Soms is het zinvol om het doel bij de start van de activiteit te benoemen. Bijvoorbeeld bij een activiteit fonemisch bewustzijn, waarbij je wilt focussen op een specifieke vaardigheid. Soms is een later moment geschikter. Bijvoorbeeld bij een rekenactiviteit, waarbij de kinderen eerst in tweetallen gaan denken, redeneren en oplossen.
  • Je mag de fasen ‘instructie’ en ‘begeleid inoefenen’ samenvoegen. Na een korte doelgerichte instructie laat je de kinderen dus gelijk meedoen en meedenken. Zo blijven ze actief en geconcentreerd.
  • Stem de duur van de grote kring af op de kinderen. Als hun concentratie en motivatie minder worden, stop je sneller.
  • Gebruik kleine kringen. Hiermee kun je goed differentiëren.
  • Benut in je verwerking ook het spel in de hoeken. Reik bijvoorbeeld een doelgerelateerde vraag of een probleem aan, waardoor hun spel zich verdiept. (“Hoe weet je nu welke toren het hoogst is?”, “Het zand is zo zacht, hoe bouw ik er nu een stevige muur van?”)
  • Bij veel activiteiten is de begeleide inoefening eigenlijk al een vorm van verwerking. Daarom kan je de aparte verwerking vaak achterwege laten. Zet die alleen in bij voldoende concentratie en belangstelling.
  • Plan korte herhalingen in op je rooster. Wist je dat een herhaling van één minuut effectiever is dan een herhaling van de hele activiteit in de kleine kring? Je kunt voor die herhaling bijvoorbeeld de transitiemomenten gebruiken of het einde van de ochtend/de middag.

Over de auteur

CPS

Zoek in de website