Sluiten

Zoeken in de website

Activerende en passende werkvormen als alternatief voor differentiëren?

Activerende en passende werkvormen als alternatief voor differentiëren?

Veel scholen willen dat er meer gedifferentieerd wordt in de les en zijn bereid daar ook in te investeren. Een startmeting is dan een mooi moment om in kaart te brengen hoe de lessen op dit moment worden gegeven. Een groot misverstand dat ik dan tegenkom, is de verwachting dat met een goede training álle docenten zullen kunnen differentiëren. Maar het is net als bij tennis, pas als de basis op orde is kun je complexe vaardigheden zoals je volley en service verder perfectioneren.

Goed lesgeven is een proces van jaren. Het vraagt ook de nodige tijd voordat je als leraar volledig bekwaam bent in het differentiëren. Logisch natuurlijk, alsof toptennisser Serena Williams ineens prof was. 

Voorbeeld van een lesbezoek als startmeting voor een traject ‘Differentiatie’

De docent is in de klas en heet de leerlingen welkom bij de deur. Hij maakt een praatje met enkele leerlingen, lacht en geeft leerlingen die wat stoeiend binnenkomen aan dat ze hiermee moeten staken. De leerlingen gaan zitten, nemen hun spullen op tafel, praten wat met elkaar.

De docent staat centraal in de klas en geeft non-verbaal en verbaal te kennen dat hij wil beginnen. Hij spreekt luid en duidelijk uit: “Goedemiddag allemaal, fijn dat jullie er zijn! Deze les gaan we eerst het huiswerk nakijken, dan leg ik jullie paragraaf 7 uit en daarna gaan jullie alvast aan het huiswerk beginnen voor de volgende les. Dat schrijf ik dan op bord.”

De les begint met het klassikaal nakijken van het huiswerk. De leerlingen moeten om de beurt een vraag oplezen en het antwoord geven. Sommigen kost dit antwoord geven moeite en anderen geven dan het juiste antwoord.

Na 20 minuten is het huiswerk nakijken klaar en wordt paragraaf 7 uitgelegd. Dit gebeurt op het bord. Tussendoor worden vragen aan de klas als geheel gesteld en telkens dezelfde leerlingen geven antwoord op deze vragen. De rest hangt onderuit gezakt in hun stoelen. Na een kwartier krijgen de leerlingen de opdracht: “Jullie gaan nu alvast aan het huiswerk voor de volgende les, donderdag aanstaande, beginnen. Ik zal dit op het bord schrijven.” De docent schrijft op het bord: Maken opdrachten 26 tot en met 32.

Enkele leerlingen beginnen, andere praten wat met elkaar. De docent loopt door de klas en maant de laatsten te gaan beginnen. Dit herhaalt hij in de tijd die erop volgt meerdere keren. Hij maakt af en toe een praatje met een leerling. De bel gaat. “De leerlingen pakken snel hun spullen in en verlaten de docent groetend de klas.

Hoe ziet een les van het niveau Passende werkvormen er uit?

Een les van het niveau Passende werkvormen kent de volgende ingrediënten:

  1. Lesverloop (mondeling en na te lezen op bord of in de ELO)
  2. Lesdoelen (toegelicht en na te lezen op bord of in de ELO)
  3. Complete instructies
  4. Enkele activerende en op samenwerkend leren gerichte werkvormen (gericht op het realiseren van de lesdoelen)
  5. Een Afsluiter waarin vastgesteld wordt of de lesdoelen zijn gerealiseerd en een vooruitblik op de volgende les.

Ik zal per ingrediënt één of meerdere voorbeelden geven:

1. Lesverloop
Het is voor de leerlingen van belang te weten wat ze kunnen verwachten en zich daarop in te kunnen stellen. Dit werkt ook motiverend.

2. Lesdoelen
Heb helder voor ogen wat u wilt dat de leerlingen deze les leren. Leerlingen vinden het prettig om te weten wat er aan het eind van de les van ze wordt verwacht, wat ze moeten kennen en/of kunnen. Ook dit werkt motivatie verhogend.

3. Complete instructies
Veel instructies en opdrachten worden alleen mondeling gegeven en dan bestaan ze vaak ook nog uit meerdere stappen. Dit is vaak moeilijk te onthouden of er worden flarden van gemist (niet alle leerlingen zijn auditief ingesteld). Dan ontstaat er onduidelijkheid met als gevolg onrust. Een complete instructie:

  • Wordt meervoudig gegeven (mondeling en na te lezen)
  • Het is duidelijk wat er moet worden gedaan
  • Het is duidelijk hoe dit moet gebeuren:             
    • alleen, in duo’s, in drie-/viertallen
    • hoeveel tijd ervoor staat
    • welke hulp(middelen) mogen
  • De leerlingen weten wat het resultaat moet zijn en hoe dit verwerkt gaat worden:
    • klassikale bespreking
    • in duo’s vergelijken en tot één antwoord komen
    • inleveren voor een cijfer
    • presenteren aan de klas of aan een groepje leerlingen
    • .....…
  • De leerlingen weten wat ze moeten doen als ze klaar zijn.

4. Activerende en op samenwerkend leren gerichte werkvormen

  • Activerende vraag: Stel de vraag aan de klas. Laat de leerlingen 15-20 seconden met elkaar overleggen. Wijs één leerling van een duo aan om te antwoorden.
  • Leerlingen hebben individueel opdrachten gemaakt. Vergelijken daarna in groepen van twee, drie of vier leerlingen hun resultaten en kom tot één antwoord. Een groepslid wordt achteraf door de docent aangewezen het antwoord of de antwoorden te geven/presenteren.

5. Afsluiter
In deze fase van de les wordt vastgesteld of en in hoeverre de leerlingen de lesdoelen hebben gerealiseerd. Dit kan ook weer gebeuren door de klas vragen te stellen of korte opdrachten te geven die het bewijs hiervoor leveren (bijvoorbeeld Exit Cards- Wat heb ik geleerd? Welke vragen heb ik nog?).

Lesgeven, het is vooral een vak dat je vaak moet doen. Maar door gefaseerd aan steeds nieuwe vaardigheden te werken, vanuit een logische opbouw, groeit u steeds een stukje dichter naar de top en misschien wel het niveau waarop Serena Williams acteert.

Praktisch aan de slag met activerende werkvormen?

Kijk verder bij onze trainingen over activerende werkvormen in de talenles, bij de mens- en maatschappijvakken en bij de exacte vakken.

  

Plaats een reactie

Over de auteur

Carel van der Burg

De CPS Nieuwsbrief: Gratis inspiratie, kennis en updates

Ontvang 1x in de zes weken de nieuwste blogs met tips en waardevolle kennis, nieuwtjes, artikelen, ebooks en inzichten automatisch in uw mailbox.

Meld mij aan